De Bürker maakt het mogelijk om "cellen" te tellen. De Bürker-kamer heeft 9 grote vierkanten (elk 1 mm2), verdeeld door dubbele lijnen (0,05 mm uit elkaar) in 16 groepsvierkanten. De dubbele lijnen vormen kleine vierkantjes van 0,0025 mm2. De kamerdiepte is 0,1 mm. De cellen worden geteld in elk van de 4 grote vierkanten (geïdentificeerd door de drievoudige lijn en gearceerd in de figuur). Aan het einde van de procedure berekenen de operators het gemiddelde van de 4 aflezingen (van 4 grote vierkanten) en berekenen de celconcentratie via een formule.